header image
 

Onafhankelijkheid

Jamaica heeft een lange weg moeten bewandelen naar diens onafhankelijkheid. Een traject dat bovendien op talloze momenten met veel geweld gepaard ging. Helaas lieten daarbij veel Jamaicanen het leven, maar uiteindelijk werd het doel bereikt, het Caribische eiland werd in 1962 onafhankelijk. De jaren zeventig en tachtig van de 20ste eeuw waren roerige politieke tijden, daarna kwam het land qua politiek in veel rustiger vaarwater.

Orkaan Gilbert hield in 1988 huis op Jamaica.

In 1988 trok Orkaan Gilbert verwoestend over Jamaica heen, hierdoor kreeg de Jamaicaanse economie letterlijk een enorme knal.

1961

Op 19 september 1961 werd er een referendum gehouden op Jamaica over de onafhankelijkheid van het eiland, het volk koos voor onafhankelijkheid.

1962

De onderhandelingen tussen de Jamaicaanse regering, die toen nog onder het toezicht van de Britten stond, en de Britse regering te Londen duurden nog geen jaar. Op 5 augustus 1962 werd Jamaica onafhankelijk en werd de ‘Union Jack’ voor het laatst gestreken en werd de vlag van Jamaica voor het eerst gehesen. Vanaf dat moment was Jamaica een zelfstandige staat binnen het Britse Gemenebest geworden. De beëdiging van de eerste minister-president voltrok zich op 6 augustus 1962. De eerste minister-president (premier) was Sir Alexander Bustamante. Bustamante was lid van de Jamaica Labour Party (JLP).

Sir Clifford Clarence Campell was de eerste gouverneur-generaal die op het eiland werd aangesteld op 1 december 1962. Hij was de Britse vertegenwoordiger op Jamaica. Het eiland bleef onderdeel van de toen nog hetende Britse Gemenebest, met als consequentie dat de vorstin, in theorie, nog de baas was over Jamaica. Het Jamaicaanse parlement kwam voor het eerst bijeen op 7 augustus 1962. Dit gebeurde onder leiding van minister-president Bustamante. Het was een tijd dat er veel geld werd verdiend met de winning van bauxiet, waardoor het welvaartspeil steeg. Echter niet iedereen kon daarvan profiteren.

1972

In 1972 was de People’s National Party (PNP) aan de buurt, na veel tumult, om het eiland te gaan regeren. De zoon van Norman Manley; Michael Manley, werd de minister-president. Hij zette een totaal andere koers in, namelijk die van de sociaaldemocrate. De bauxietindustrie moest meer heffingen gaan betalen. De Jamaicaanse overheid kreeg een meerderheidsaandeel in de mijnbouwactiviteiten van de buitenlands bedrijven in Jamaica. De arbeidswetgeving werd verbeterd en er werd een wettelijk minimumloon ingevoerd. De gezondheidszorg en het onderwijs werd voor iedereen toegankelijk. Daarnaast werd er grond verdeeld onder de kleine boeren. Bovendien werd er een campagne gestart om het analfabetisme aan te pakken.

Het ingeslagen pad van de sociaaldemocrate was minder populair bij de Jamaicanen met een midden en hoog inkomen met polarisatie als gevolg. De overheid had veel invloed en de belastingen waren hoog. Als gevolg hiervan verdween veel kapitaal naar het buitenland. Het was voor regering bijna onmogelijk om op de buitenlandse kapitaalmarkt nog aan geld te komen. Ook de Amerikanen waren niet meer zo blij met de situatie op Jamaica. Jamaica onderhield namelijk steeds meer nauwere banden met Cuba en steunde ook diens interventies in Angola.

1976

4 jaar later waren er in 1976 weer verkiezingen die ook die werden gewonnen door de PNP. Ook deze verkiezingen verliepen op een uiterst chaotische manier waarbij Manley zelfs genoodzaakt werd om de noodtoestand uit te roepen. Manley begon aan zijn tweede ambtstermijn. Het eiland stond er economisch heel slecht voor en werd zelfs een beroep gedaan op het Internationaal Monetair Fonds (IMF) om de boel weer uit het slop te trekken.

1980

In 1980 werden de verkiezingen gewonnen door de JLP. Ook deze verkiezingen verliepen op een uiterst dramatische manier, waarbij meer dan vijfhonderd Jamaicanen het leven lieten bij aanslagen en straatgevechten. Zo stierven honderdzevenenzestig oude vrouwen in een vlammenzee nadat het armenhuis in Kingston werd aangestoken. Het was het meest gewelddadige jaar op Jamaica sinds de Morant Bay opstand van 1865. De nieuwe minister-president werd Edward Seaga. Seaga had Manley ervan beschuldigd dat hij erop uit was om van Jamaica een eenpartijstaat te maken zoals Cuba.

Seaga nam direct rigoureuze maatregelen door het sluiten van de Cubaanse ambassade en het aangaan van nauwe betrekkingen met de Verenigde Staten. Hierdoor kwam de handel met het Westen weer goed op gang. Er werd een succesvol economisch herstructureringsprogramma opgezet. Seaga had opmerkelijk genoeg verschillende functies binnen de Jamaicaanse regering. Naast het feit dat hij minister-president (premier) was, was hij ook de minister van Defensie, minister van Cultuur, minister van Informatie en minister van Financiën en Planning.

Dat had als voordeel dat Seaga heel slagvaardig kon werken, maar het nadeel was uiteraard dat het beleid niet zo democratisch was. Derhalve kwam er steeds meer weerstand tegen het beleid van Seaga. De voorspoed was van korte duur. Het eiland werd meer en meer geteisterd door drugshandel (wiet), criminaliteit en het inklappen van de bauxietprijs. Bauxiet is de grondstof voor het maken van aluminium. Een groot deel van export van Jamaica bestond toentertijd al uit bauxiet.

1988

In 1988 werd Jamaica getroffen door de ergste natuurramp uit diens geschiedenis. Orkaan Gilbert trok namelijk verwoestend over het eiland heen, een heel groot deel van de bevolking raakte dakloos. De economie van het eiland kreeg hierdoor een enorme opdoffer.

1989

Een half jaar voor de verkiezingen van 1989 hadden de politieke kemphanen Manley en Seaga een ‘vredesakkoord’ gesloten om te voorkomen dat ze weer zo gewelddadig zouden verlopen als de verkiezingen van 1976 en 1980. Dat bleek zijn vruchten af te werpen. Dit keer waren er ‘slechts’ dertien doden te betreuren. De verkiezingen van 1989 werden gewonnen door de PNP. De nieuwe minister-president werd voor de derde keer Manley. Het noemde het zelf zijn ‘tweede kans’. Ditmaal liet hij de linke retoriek achterwegen. Zijn motto was; als basis een vrije markt, maar wel daarnaast wel met een eerlijk sociaal gezicht.

1992

In 1992 gaf Manley het stokje door aan Percival Noel James Patterson (P.J. Patterson). Hij werd de nieuwe minister-president van het eiland. Manley kon door gezondheidsredenen zijn ambtstermijn namelijk niet meer afmaken. Patterson was de rechterhand van Manley en bekleedde een ministerpost onder zijn regering. Van origine was Patterson advocaat. Patterson was een geliefd leider van het land die veel voor de minderbedeelden van Jamaica deed. Bovendien was Patterson de eerste zwarte minister-president van Jamaica.

Patterson was de aanjager van de privatisering van honderden overheidsinstellingen en bedrijven die totaal niet productief waren. Ook ging hij tezamen met de oppositie het gevecht aan met de hoge criminaliteit op het eiland. Verder zette hij stevig in op de ontwikkeling van het toerisme, het wegennet, de communicatieverbindingen, de mijnbouw en het onderwijs. Ook staatkundig wilde hij iets gaan veranderen. Hij wilde het liefst een gekozen staatshoofd en daarmee volledig breken met het Britse staatshoofd. Zo ver is het (nog) niet gekomen op Jamaica.

Laat onverlet, dat het niet verwonderlijk was dat hij relatief gemakkelijk de verkiezingen van 1993, 1997 en 2002 won. Patterson ging in 2006 met pensioen en gaf het stokje door aan Portia Simpson-Miller, de eerste vrouwelijke minister-president van Jamaica. Simpson-Miller was de ‘rising star’ in de Jamaicaanse politiek. In totaal is Patterson 14 jaar aan het bewind geweest op Jamaica. Gedurende deze tijd zijn alle sociale klassen op het eiland erop vooruit gegaan. Patterson heeft zich na zijn pensioen vooral beziggehouden met de diplomatie en internationale politiek.

2007

Onder leiding van Simpson-Miller verloor de PNP de verkiezingen van 2007. De JLP schoof Bruce Golding naar voren als de nieuwe minister-president van Jamaica. De JLP was na een afwezigheid van 18 jaar weer aan de macht op het eiland. Golding bleef aan tot 2011. De regering Golding kreeg veel voor haar kiezen. Zo werd ze meegezogen in de mondiale bankencrisis en de daaruit voortvloeiende economische recessie. Daarnaast ging het gerucht dat Golding nauwe banden onderhield met de meest beruchte gangster en drugshandelaar van het eiland, Christopher Coke (Dudus). Uiteindelijk werd Coke gearresteerd en uitgeleverd aan de Verenigde Staten. Dat ging overigens niet zonder slag of stoot. Tijdens de aanhouding van Coke in Kingston lieten maar liefst zesenzeventig mensen het leven.

2009

Patrick Linton is sinds 26 februari 2009 de gouverneur-generaal op Jamaica.

2011

Onder leiding van Simpson-Miller won de PNP de verkiezingen van 2007. Zij werd voor de tweede keer de minister-president van Jamaica. Zij wilde van Jamaica een economisch en rechtvaardig land maken. Waarbij alle besluiten die het kabinet nam, open en transparant zouden zijn. Zij was er ook een voorstander van om Jamaica een volledig onafhankelijk land te maken met een gekozen staatshoofd. Een belangrijke stap in dit traject zette zij door de Caribische Hoge Raad in Trinidad voortaan de hoge rechtspraak te laten doen.

2016

Onder leiding van Andrew Holness won de PNP de verkiezingen van 2016. Hij werd voor eerste keer minister-president van Jamaica.