header image
 

Britse tijd (19de eeuw)

Vanaf het midden van de 18de eeuw begonnen steeds meer slaven te protesteren. Hetgeen een mondiale ontwikkeling was. Het protest richtte zich tegen de slaveneigenaren en de overheden van de landen waar zich de slavernij afspeelden. Deze ontwikkeling voltrok zich ook op Jamaica.

Zeilboten waren belangrijk gedurende de Britse tijd (19de eeuw)

Je kunt het nu nog amper voorstellen, maar er was een tijd dat duizenden zeilschepen tussen de Oude Wereld en de Nieuwe Wereld voeren.

Baptistenoorlog

Het was in een tijd dat er twee verschillende kleurlingen waren: zwarten en mulatten. Mulatten waren nakomelingen van blanke plantage-eigenaren (en hun zonen) met zwarte slavenvrouwen. Op Hispaniola, dat ten oosten van Jamaica ligt, kregen de mulatten in 1790 burgerrechten. De zwarte slaven wilden dit ook en kwamen in opstand. Ze begonnen onder andere met het vernielen en platbranden van veel plantages. Deze roerige tijd duurde 14 jaar en kostten het leven aan meer dan twaalfduizend mensen.

Maar uiteindelijk werd het gewenste resultaat bereikt. Op Hispaniola werd in 1804 een op zichzelf staande zwarte staat gesticht; Haïti. Het andere deel van het eiland zou uiteindelijk uitgeroepen worden tot de Dominicaanse Republiek. Ook in Engeland was men steeds minder blij met de slavernij hetgeen in 1808 ertoe leidde dat er een wet werd aangenomen die het verbood om nog verder in slaven te handelen. Helaas bood deze wet weinig soelaas voor de positie van de slaven. Dit kwam omdat er verder geen andere landen waren die de slavenhandel verboden. Maar  toch was de geest uit de fles. De idealen van de Franse revolutie hadden zich over Europa verspreid: vrijheid, gelijkheid en broederschap.

Zo ging het in 1831 weer mis op Jamaica. Onder leiding van Samuel Sharpe brak er een grote slavenopstand uit op het eiland gedurende eerste kerstdag. Naast het feit dat Sharpe een slaaf was, was hij ook een baptistische predikant van een grote geloofsgemeenschap op het eiland. De opstand brak in eerste instantie uit in Montego Bay, maar spreidde zich uit over het hele eiland. In het district Saint Thomas werd door de slaven de meeste schade aangericht. Op plantages werden grote vernielingen aangebracht waarbij sommige plantages helemaal met de grond gelijk werden gemaakt. Daarnaast vonden er massaal plunderen plaats waarbij de bezittingen van de plantage-eigenaren en hun families werden gestolen. De Britten sloegen echter de opstand met veel geweld neer en hingen daarna Sharpe op.

1833 was een ander belangrijk jaar in het proces van de afschaffing van de slavernij. In dat jaar werd de ‘Emancipation Act’ in Engeland aangenomen, een wet die bepaalde dat alle slaven hun vrijheid zouden terugkrijgen per 1 januari 1834. Om de plantage-eigenaren nog enigszins tegemoet te komen, stond er een clausule in deze wet. Alle slaven die jonger waren dan 6 jaar moesten direct in vrijheid gesteld worden. Daarentegen waren alle slaven die ouder waren dan 6 jaar nog 4 tot 6 jaar het bezit van de planter en moesten dus nog werken op diens plantage. Zij moesten 40 uur per week werken, zonder dat zij daar voor betaald werden. Op 1 augustus 1838 kwam er definitief een einde aan de slavernij en kwamen alle slaven vrij en in het bezit van burgerrechten.

Samuel Sharpe

Samuel Sharpe (Sam Sharpe) werd in 1801 geboren en stierf in 1832. De motto van Sharpe luidde; ‘Liever sterven aan de galg, dan te sterven in de slavernij’. Sharpe was een predikant van de baptistengemeenschap op Jamaica. Sharpe had een grote afkeer van de slavernij en vocht heel zijn (korte) leven voor de afschaffing daarvan. Zo zette hij zogezegd op eerste kerstdag van 1831 de zwarte bevolking ertoe aan om niet te gaan werken. Deze staking heeft verschillende namen in de geschiedenis gekregen; ‘Baptisten War’, ‘Sam Sharpe Rebellion’ en ‘Christmas Rebellion’.

Aanvankelijk begon de staking op een vreedzame manier, maar uiteindelijk liep het vreselijk uit de hand. De staking liep uit tot een enorme slavenopstand, de grootste uit de geschiedenis van Jamaica. Met een duur van 5 maanden, was ook de laatste grote slavenopstand van Jamaica. Ook het gouverneurshuis moest eraan geloven, het werd in brand gestoken. Ontelbaar veel zwarten werden gedood of gevangen genomen. Sharpe werd ook gevangen genomen en op 23 mei 1832 opgehangen op het plein van Montego Bay. Een jaar later werd de slavernij op Jamaica officieel afgeschaft. Het duurde echter daarna nog 6 jaar opdat alle slaven in 1838 hun vrijheid echt terugkregen. Sharpe is één van de zeven nationale helden van Jamaica. Er is er onder andere een plein naar hem vernoemd.

Emancipatie

Nadat alle slaven hun vrijheid hadden teruggekregen, ontstond er een probleem op het eiland. De suikerindustrie kon al die tijd alleen maar lucratief zijn door de goedkope slavenkrachten. De slaven waren van de plantages vertrokken en stichtten honderden nederzettingen over het hele eiland. De landbouw die zij daar bedreven was puur en alleen voor eigen gebruik. De plantage-eigenaren zetten ook contractarbeiders in, maar na verloop van tijd begonnen die liever voor zichzelf of zochten hun heil in de handel.

Jamaica kon met de handel in suiker niet meer concurreren met Cuba en Brazilië. Op deze plekken was de slavernij namelijk nog niet afgeschaft waardoor zij lage arbeidskosten hadden. Heel veel Jamaicaanse plantages gingen derhalve failliet. Aan het begin van de 19de eeuw exporteerde het eiland nog meer dan 80.000 ton suiker per jaar, aan het einde van de 19de eeuw was dat nog maar 13.000 ton suiker per jaar. In de politiek ging het niet veel beter. De slaven waren vrij, maar ze hadden nog helemaal niets te zeggen. De zogenaamde ‘plantocratie’ werd keurig in stand gehouden door de blanke plantage-eigenaren. Het bestuur van het eiland bestond toen uit de Britse gouverneur en een raad die bestond uit machtige plantage-eigenaren. Deze raad werd door de gouverneur benoemd.

De mulatten kregen in 1830 wel het stemrecht. Mulatten zijn de nakomelingen van  de blanke plantage-eigenaren (of hun zonen) met slavinnen. De mulatten hadden sowieso een bevoorrechte positie ten op zichte van de ex-slaven. Zij gingen van allerlei beroepen uitoefenen en verkregen mooie posities. Bovendien werden sommigen mulatten eigenaar van grote stukken grond. Zij hadden er dus ook geen belang bij om vaarwel tegen de plantocratie te zeggen. Toch waren er ook succesvolle mulatten die het voor de ex-slaven opnamen. Eén van deze mulatten was George William Gordon. Gordon was een gevierd zakenman wiens vader een blanke planter was en wiens moeder een mulat. Bovendien was Gordon vanaf 1850 lid van het parlement.

Morant Bay opstand

In 1865 was de maat vol onder de zwarte Jamaicaanse bevolking en brak er een grote opstand uit op Jamaica onder leiding van Paul Bogle, een baptistisch predikant. Deze opstand staat bekend onder de naam Morant Bay opstand (Morant Bay Rebellion). Deze opstand werd door de Britten op een bloedige wijze neergeslagen waar honderden doden vieren te betreuren. Bogle vond uiteindelijk ook de dood, hij werd opgehangen. Ten tijde van de opstand was de slavernij op Jamaica al afgeschaft. De slavernij werd namelijk op het eiland op 6 augustus 1834 afgeschaft. Het duurde echter nog 4 jaar voordat dat voor het hele eiland gold.

Toen de slavernij werd afgeschaft kregen de driehonderdduizend ex-slaven niet direct een beter leven. Zij waren nu op zichzelf aangewezen en moesten nu zelf geld gaan verdienen, hetgeen ze uiteraard niet gewend waren. Het gevolg hiervan was onder de zwarte bevolking heel veel armoede heerste. Formeel hadden de ex-slaven evenveel rechten (stemrecht, recht op gelijke beloning, et cetera) als de andere bewoners van het eiland, maar in de praktijk kwam daar maar weinig van terecht. Zo waren er in 1864 enkel en alleen tweeduizend zwarten die effectief hun stem konden uitbrengen. Toentertijd kende het eiland ongeveer een half miljoen inwoners, dus de stem van de zware bevolking zette geen zoden aan de dijk.

Het was ook een tijd dat de natuurkrachten (stormen, droogtes, et cetera) Jamaica niet goed gezind waren. De oogst werd voor een groot deel vernietigd. In die tijd werden er veel suikerrietplantages gesloten en werden de werknemers op straat gegooid. Veel van deze werknemers waren ex-slaven. Daarnaast braken er ook nog eens verschillende ziektes (cholera en mazelen) uit die veel slachtoffers eisten. De secretaris van de Baptistenmissie, dr. Edward Underhill, zond in 1865 een petitie aan het bewind op het eiland waarin hij wees op de erbarmelijke slechte situatie van de zwarte bevolking op het eiland. Underhill was uitgezonden vanuit Groot-Brittannië. De Jamaicaanse gouverneur Edward Eyre veegde echter alle kritiek die in de petitie stond van tafel.

Ondertussen werden er door de zwarte bevolking zogenaamde ‘Underhill meetings’ (bijeenkomsten) georganiseerd waarin werd besproken hoe men de situatie kon verbeteren. Men besloot om een petitie te sturen naar koningin Victoria om hun ongenoegen te uiten. Deze petitie moest echter via de gouverneur aangeboden worden. Gouverneur Edward Eyre bewerkte de petitie dusdanig naar zijn voordeel, dat koningin Victor als antwoord gaf op de petitie dat er op het eiland gewoon harder moest worden gewerkt en dat men niet om hulp moest vragen. Dit was de druppel die de emmer deed overlopen. Enkele parlementsleden, waaronder George William Gordon, moedigde de zwarte bevolking aan om meer voor hun rechten op te komen.

Eén van de mensen die zich hier toe aangesproken voelde was Bogle. Bogle was zogezegd een voorganger van de baptistengemeente. Hij organiseerde veel bijeenkomsten. Dit was tegen het zere been van de Jamaicanen met een Europese afkomst. Zij probeerden constant om de zwarte bevolking onder de duim te houden. Op 7 oktober 1865 kwam echter het kantelpunt. Op die dag werd er een proces gevoerd tegen een zwarte Jamaicaan die beschuldigd werd van een inbraak op een plantage en van stemmingmakerij jegens de blanke Jamaicanen. Gedurende het proces kwam ontstonden er gevechten tussen de zwarte toeschouwers en de politie waarbij er over en weer rake klappen vielen. De protestanten werden pardoes in het gevang geplaatst. Onder hen was onder andere Bogle.

Op 11 oktober 1865 werd door Randall Brown een protestmars richting Morant Bay georganiseerd. Brown was een andere leider. De protestmars bestond uit ruim  vierhonderd deelnemers. Eenmaal in Morant Bay aangekomen, probeerde men aldaar het gerechtsgebouw binnen te geraken. De bewakers lieten dat niet toe en schoten zeven protestanten dood. Daaropvolgend namen de protestanten wraak en doodden achttien bewakers en verschillende blanken. Uiteindelijk toogden meer dan tweeduizend rebellen uit de omgeving naar Morant Bay. Op hun weg naar de stad gebruikten zij veel geweld. Gouverneur Edward Eyre stuurde vervolgens veel zwaarbewapende soldaten naar Morant Bay die geen kind hadden aan de lichtbewapende rebellen. Aan de kant van de zwarten vielen honderden doden, waarbij de Britten ook heel veel onschuldige mensen neerschoten. Daarnaast werden er ook honderden zwarten gevangengenomen.

Als deze gevangenen werden zonder pardon onder het oorlogsrecht opgehangen. Daarnaast kregen nog eens honderden andere ‘rebellen’ lange gevangenisstraffen en zware lijfstraffen. Daarnaast werden alle huizen van Morant Bay die behoorden tot de zwarten platgebrand. Zelfs Gordon kon de dans niet ontspringen. Ondanks het feit dat hij parlementariër was en daarmee een bepaalde mate van onschendbaarheid genoot, werd hij toch op bevel van Gouverneur Edward Eyre gearresteerd. Op dat moment was hij nog in Kingston, maar werd hij naar Morant Bay gebracht. In Morant Bay waren nog steeds de noodwetten van kracht als gevolg van de opstand. Derhalve werd Gordon voor de krijgsraad gebracht die hem schuldig verklaarde. Gordon werd op 23 oktober 1865 publiekelijk opgehangen, samen met de broer van Paul Bogle, William Bogle.

Toch was de Morant Bay Rebellion het begin van betere tijden op Jamaica. De bevolking mocht zich uiteindelijk meer gaan bemoeien met het bestuur van het eiland, de godsdienstvrijheid werd uitgebreid (tot die tijd was de Anglicaanse Kerk heer en meester op het eiland), er werden meer scholen gebouwd, de infrastructuur werd verbeterd, er verschenen trams in het straatbeeld en bij de politie werden moderniseringen doorgevoerd.

George William Gordon

George William Gordon werd geboren in 1820. Zijn vader was in het district Saint Thomas een landeigenaar. In 1865 volgde een veroordeling en terechtstelling als gevolg van zijn rol gedurende de Morant Bay Rebellion. Gordon groeide uit tot een zakenman. Hij verkocht kleine delen van zijn land aan de zwarte bevolking van Jamaica, waarbij hij een lage prijs vroeg. Gordon zorgde ervoor dat de boeren die op het verkochte land gewassen gingen verbouwen, een goed prijs voor hun producten kregen.

Nadat hij was toegetreden tot de politiek vocht hij een leeuw voor de gelijke rechten van voor de blanken en de niet-blanken van Jamaica. Gordon beschuldigde in 1865 de Britse gouverneur ervaar de verschillen tussen de blanken en niet-blanken instant te houden opdat de niet-blanken zich niet verder zouden kunnen ontwikkelen. Deze beschuldiging maakte hem niet populair bij de blanke elite op Jamaica. Uiteindelijk leidde dit tot de Morant Bay Rebellion, met een voor hem fatale afloop. Gordon is één van de zeven nationale helden van Jamaica.

Paul Bogle

Paul Bogle werd in 1822 geboren in Stony Gut (district Saint Thomas) en stierf in 1865. Hij was een zwarte predikant (deken) van de baptistengemeenschap op het eiland. Deze baptistenkerk was door George William Gordon opgericht. Bogle heeft zijn hele leven gevochten voor gelijke rechten van de zwarten en niet-zwarten op Jamaica. Ondanks het feit dat de slavernij in 1838 was afgeschaft, bleef het gezag op Jamaica de verschillen tussen de zwarten en niet-zwarten in stand houden. Dit onrecht werd door Gordon publiekelijk aan de kaak, hetgeen heel inspirerend werkte voor Bogle.

Uiteindelijk ontstond er onder aanvoering van Bogle een protestmars richting Morant Bay. Honderden zwarte Jamaicanen sloten zich onderweg aan bij deze stoet en bezetten de stad. Echter het bestand was maar van korte duur. De zwaarbewapende Britten hadden namelijk geen enkele moeite om Morant Bay terug te veroveren op de zwarten. Bij deze strijd werden honderden protestanten gedood en evenveel gevangengenomen. Ook Bogle werd opgepakt en later met de andere gevangenen zonder proces opgehangen. Bogle is één van de zeven nationale helden van Jamaica. Zijn beeltenis sierde tussen 1969 en 1989 op het biljet van twee Jamaicaanse dollars. Op het muntstuk van tien cent staat zijn beeltenis sinds 1991.

Neergang van suikerindustrie

Na het afschaffen van de slavernij in 1838 op Jamaica, verlieten veel van de voormalige slaven de plantages en gingen op zoek naar ander werk. Sommige slaven keerden terug naar het gebied waar ze ooit wreed vandaan gehaald waren: West-Afrika. Vanaf dat moment hadden de Jamaicaanse plantages wel een groot probleem, er waren te weinig arbeidskrachten om het zware werk te verrichten. In eerste instantie werden er arbeiders uit Europa (Duitsland, Schotland en Ierland) naar het eiland gehaald, maar dat was geen succes. Het leeuwendeel van hen bezweek onder de tropenzon en het loodzware werk dat op de plantages verricht moest worden.

Vervolgens werden er veel arbeiders uit China en (toch weer) West-Afrika naar Jamaica gehaald. Deze arbeiders kregen een contract voor bepaalde tijd aangeboden en op het moment dat zij terugkeerden naar hun thuislanden, werd deze reis keurig voor hen betaald. De hoogtijdagen van de Jamaicaanse plantages leken echter voorbij te zijn. Het suikerriet was altijd de kip met de gouden eieren op het eiland, maar daar kwam stilaan een einde aan. Dat had twee redenen: de suikerprijzen gingen onderuit en de arbeidskosten waren veel te hoog geworden. Men heeft nog geprobeerd om andere gewassen (rijst, tabak, katoen, et cetera) op het eiland op een winstgevende manier te verbouwen, maar dat mislukte. Veel plantage-eigenaren verlieten Jamaica en keerden terug naar Engeland, echter ze bleven wel eigenaar van de percelen. Percelen die altijd nog veel vruchtbaarder waren de stukjes grond waar de arme Jamaicaanse bevolking hun groentes en fruit op moest verbouwen.

Jamaica als kroonkolonie

Na de Morant Bay opstand werd er een koninklijke onderzoekscommissie ingesteld om te onderzoeken hoe het zo ver had kunnen komen. Men kwam uiteindelijk tot de conclusie dat er een ingrijpende hervorming van het bestuur moest komen. Jamaica werd voorlopig een kroonkolonie. Het Jamaicaanse parlement werd naar huis gestuurd en Jamaica viel onder het directe gezag van de Britse Kroon. Op het eiland keerde de rust terug. Daarnaast werden er veel hervormingen doorgevoerd op het gebied van het bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en wetgeving. Hierbij konden ze niet meer tegengewerkt worden door de elite van het eiland. Als klap op de vuurpijl kreeg de economie een enorme boost door de ontdekking dat bananen zeer goed groeiden en bloeiden op het eiland. Het werd een zeer lucratieve handel.

Kingston als nieuwe hoofdstad

In 1872 nam Kingston het stokje over van Spanish Town aangaande de hoofdstad van Jamaica. Kingston had een veel strategische ligging en was daardoor beter geschikt dan Spanish Town. Bovendien beschikte Kingston over een zeer grote natuurlijke haven, één van de grootste ter wereld.