header image
 

Britse tijd (18de eeuw)

Waarschijnlijk hadden de Britten nooit kunnen bedenken dat ze uiteindelijk zoveel geld op Jamaica konden verdienen. In de 18de eeuw werd suiker namelijk een belangrijk handelsproduct en suikerriet groeiden als kool op het Caribische eiland.

Gedurende de Britse tijd (18de eeuw) werden er veel suikerfabrieken gebouwd.

Om de suiker uit de suikerriet te halen, werden er op Jamaica veel suikerfabrieken gebouwd.

Suikerkolonie

Jamaica veranderde in de loop van de tijd van een kleine Spaanse handelspost tot een grote Britse plantagekolonie. Suiker speelde daarbij dus een centrale rol. In de 17de eeuw telde Jamaica amper vijftig suikerrietplantages, in de 18de eeuw was dit aantal naar meer dan achthonderd geklommen. Overal waar je keek, zag je immens grote suikerrietvelden op het eiland. De grootste concentraties suikerrietplantages bevonden zich in de districten Saint Catherine, Clarenton, Manchester, Saint James en Trelawny. Een suikerrietplantage was een dorp. Midden op de plantage stond het plantagehuis (great house). Het was het onderkomen van de plantage-eigenaar. Voor de slaven waren er aparte vertrekken op de plantage. Daarnaast waren er werkplaatsen en stallen. Om het sap uit het suikerriet te persen, was er een suikermolen aanwezig. Voor de verdere verwerking van het sap en de melasse stond er een kookhuis op het terrein.

Afrikaanse slaven

Om het zware werk op de Jamaicaanse plantages te verrichtten zetten de Engelsen veel Afrikaanse slaven in. Het aantal plantages op Jamaica was zogezegd heel erg groot. Jamaica werd door de Britten één van hun belangrijkste slavenkolonies gemaakt binnen de Caribische archipel. De Britten haalden de slaven uit het westen van Afrika, het tegenwoordige Ghana en Nigeria. De slaven die gevangen werden genomen en uiteindelijk naar Jamaica werden gedeporteerd, behoorden toe aan verschillende volkeren zoals de Fanti’s, Ashanti’s, Ibo’s en Yoruba’s. Meer dan 75 procent van de huidige Jamaicaanse bevolking stamt af van deze volkeren.

Uiteindelijk werd Kingston één van de belangrijkste slavenmarken en slavenoverslaghavens van de Caribische regio. Vanaf het midden van de 17de eeuw tot aan het begin van de 18de eeuw, werden er meer dan een driekwart miljoen slaven onder mensonwaardige omstandigheden naar Jamaica gebracht. De schepen brachten de slaven van het westen van Afrika naar Jamaica en zeilden vervolgens naar Engeland met ruimen die tot de nok toe gevuld waren met melasse, rum en suikersap.

Wreed plantageregime

Eenmaal aangekomen op Jamaica werden de slaven slecht behandeld en hadden een zwaar leven. Eén van de oorzaken hiervan was dat de overheid met de plantage-eigenaren zogenaamde ‘slave codes’ had afgesproken. Hierdoor werden de slaven buiten de wet geplaatst en waren derhalve volledig overgeleverd aan de eigenaren van de plantages. Vaak werden de slaven onderworpen aan zware lijfstraffen als ze niet gehoorzaam waren. Daarbij moet je dan denken aan zweepslagen, afhakken van ledenmaten en de doodstraf. In de 18de eeuw waren er tien keer zo veel slaven op Jamaica aanwezig dan blanken. Dat is misschien de reden waarom het regime zo wreed was, dit om te voorkomen dat er opstanden uitbraken. Toch braken op het eiland in de loop van de tijd verschillende slavenopstanden uit, maar deze werden op een harde manier de kop ingedrukt. Bij dit soorten opstanden vielen vaak heel veel doden en gewonden te betreuren.

Noord-Amerika

Suiker konden de Britten ook goed gebruiken voor Noord-Amerika, in die tijd hadden zij nog veel te zeggen in dat werelddeel. Maar vanaf 1775 ging dat drastisch veranderen, het was het begin van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Deze strijd tussen de Groot-Brittannië en de koloniën, die later de Verenigde Staten zou gaan worden, duurde tot 1783. In 1775 werd door Thomas Jefferson de Onafhankelijkheidsverklaring (Declaration of Independence) geschreven, welke op 4 juli 1776 werd ondertekend door twaalf van de dertien staten. 5 dagen later op 9 juli sloot ook de dertiende staat (New York) zich aan bij de unie. De Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog had ook grote consequenties voor Jamaica. De export van Jamaicaanse producten (suiker, granen, et cetera) was met name gericht op de Amerikaanse markt, een afzetmarkt die nu in gevaar kwam door de oorlog.

Eerste Maroonse oorlog

Soms lukten het slaven te ontsnappen aan de ontberingen op de plantages en vluchtten zij de binnenlanden van Jamaica in. Deze weggelopen slaven en hun nakomelingen werden Maroons (Marrons) genoemd. Het woord Maroon is afgeleid van het Spaanse woord ‘cimarrónes’ hetgeen ‘wegloper’, ‘vluchteling’, ‘uitgestoten zijn’ of ‘vogelvrije’ betekent. De Maroons waren in een hevige strijd met de Britten verwikkeld, resulterend in twee oorlogen: de Eerste en Tweede Maroonse oorlog. De Eerste Maroonse oorlog duurde van 1690 tot 1739.

De Maroons hadden het gedurende de eerste oorlog op de plantages en andere eigendommen van de Britten gemunt, waarbij er volop geplunderd en gemoord werd. De Maroons voerden een ware guerrillaoorlog tegen de Britten. Omdat de Britten ook wel inzagen dat ze de strijd niet konden winnen, zijn zij uiteindelijk gestart met vredesonderhandelingen. Kolonel Guthrie voerde de onderhandelingen namens de Britten en Cudjoe zat aan tafel namens de Maroons. Feitelijk zaten ze niet aan tafel, maar onder een katoenboom in een nederzetting in Cockpit Country.

In 1741 werd de vrede getekend en kregen de Maroons bepaalde gebieden aangewezen (Accompong Town, Charles Town, Nanny Town, Moore Town, et cetera) waar zij ongestoord hun bestaan konden gaan opbouwen. Bovendien kregen de Maroons een eigen rechtspraak en mochten zij op wilde zwijnen jagen buiten een grens van 3 mijl (5 kilometer) van de steden en plantages. Als tegenprestatie moesten de Maroons stoppen met hun terreur en mochten zij geen weggelopen slaven meer opnemen in hun leefgemeenschappen. Zij moesten zelfs de weggelopen slaven weer terugbrengen naar de plantages. Zo kwam er een einde aan de Eerste Maroonse oorlog.

Granny Nanny

Granny Nanny werd geboren in 1686 en stierf in 1733. Andere namen voor Granny Nanny waren Queen Nanny, Grandy Nanny of Nanny of the Maroons. Nanny zag het levenslicht in het westen van Afrika (Ghana), maar werd uiteindelijk door Britten naar Jamaica ‘verscheept’. Het was in een tijd dat veel Afrikaanse slaven op de Jamaicaanse plantages vluchtten naar de binnenlanden van het eiland. Nanny ontvluchtte zelf ook aan een plantage-eigenaar, maar voelde zich daarnaast, tezamen met haar broers, geroepen om andere slaven te helpen te doen ontvluchten. In een periode van 30 jaar heeft zij meer dan duizend slaven helpen ontvluchten aan het schrikbewind dat op de plantages aan de orde van de dag was. Nanny maakte het de Britse soldaten erg moeilijk, sommige mensen schreven haar zelfs magische krachten toe.

In de onherbergzame binnenlanden van Jamaica ontstonden nederzettingen van de Maroons, één van die nederzettingen werd Nanny Town genoemd. Regelmatig kwam het tot bloedige gevechten tussen de Britse soldaten en de Maroons. Bij één van de confrontaties werd Nanny in 1733 gedood door kapitein William Cuffee (Captain Sambo). De Britten brandden een jaar later de plaats Granny Town plat. Granny Nanny is één van de zeven nationale helden van Jamaica. Bovendien is zij de enige vrouwelijke nationale held van het Caribische eiland.

Tacky’s oproer

Eén van de meest bloedige slavenopstanden van Jamaica brak uit in 1760. De opstand staat bekend als de Tacky’s oproer. De opstand werd namelijk in gang gezet door slaaf Tacky. Verschillende plantage-eigenaren werden op eerste paasdag door hun slaven om het leven gebracht. Daarna begon de mars richting Port Maria. Onderweg namen ze ook bezit van Fort Haldane. Daartoe overrompelden en vermoordden zij verschillende bewakers. De slaven kregen ook hulp van de Maroons, maar niet van alle Maroons. Na 5 maanden strijd, moesten de rebellen het loodje leggen tegen de veel beter bewapende Britse soldaten. Daarnaast kregen de Britten ook veel steun van bepaalde groepen Maroons die juist met hen meevochten om de opstand de kop in te drukken. Om uiteindelijk niet in handen te vallen van de Britten, beroofden veel strijders zichzelf van het leven. Dat gold ook voor Tacky.

James Philippo is een andere naam die sterk met de Tacky’s oproer verbonden is. Philippo was een zwarte predikant die verschillende nederzettingen in het district Saint Mary oprichtte voor de Maroons. Deze dorpen werden de zogenaamde ‘free villages’ genoemd. Philippo zorgde er ook voor dat veel plantage-eigenaren hun eigendommen aan de slaven moesten geven die vroeger op de plantages moesten werken. Philippo bouwde in het district Saint Mary ook de Saint Mary Parish Church. Vlak in de buurt van de Saint Mary Parish Church bevindt zich het standbeeld van Tacky.

Tweede Maroonse oorlog

In 1795 brak de Tweede Maroonse oorlog uit. Deze oorlog eindigde in 1796 en had een duur van 5 maanden. De Tweede Maroonse oorlog was feitelijk een massale slavenopstand. De kiem van het uitbreken van deze oorlog was het feit dat er een tweedeling in de Maroonse gemeenschap was ontstaan na het einde van de Eerste Maroonse oorlog. Er waren weer volop spanningen en een paar toonaangevende Maroons wilden verhaal gaan halen in Spanish Town. Eenmaal daar aangekomen, werden zij gevangen genomen en mishandeld. Vervolgens kondigden de autoriteiten een staat van beleg af. Dit tot grote woede van de Maroons die daaropvolgend Trelawny Town platbrandden en zich vervolgens uit de voeten maakten in de omringende heuvels.

Ditmaal waren de Britten wel goed voorbereid en hadden veel soldaten op het eiland. Bovendien werden bloedhonden ingezet om het verzet te breken. Vrijwel alle nederzettingen van de Maroons werden van Jamaica weggevaagd en de Maroons werden in eerste instantie gedeporteerd naar Halifax op Nova Scotia, het tegenwoordige Canada. In 1800 werden de Maroons van Canada, het was daar veel te koud, teruggebracht naar Sierra Leone (Afrikaanse westkust), de regio waar ze oorspronkelijk vandaag kwamen. Ruim 40 jaar laten werden de Maroons in 1841 van Sierra Leone, men voelden zich daar ook niet meer thuis, teruggebracht naar Jamaica en moesten zij daar weer hard werken op de plantages.