header image
 

Britse tijd (17de eeuw)

Het feit dat de Spanjaarden lange tijd heer en meester waren op de wereldzeeën, was de Britten een doorn in het oog. Want iedereen die de baas was op de oceaan, had de volledige controle over de wereldhandel en bezat de handelsmonopoliën. Aan deze alleenheerschappij van de Spanjaarden kwam in de 17de eeuw een einde. Verschillende Spaanse steden op Jamaica, waaronder Villa de la Vega, waren al verschillende keren het slachtoffer van Engelse plunderende troepen. Villa de la Vega werd tot tweemaal toe leeggeroofd en (gedeeltelijk) platgebrand. Maar uiteindelijk kwam er vanuit de Britse overheid een groter plan om heel Jamaica in te pikken.

Oliver Cromwell speelde een belangrijke rol tijdens de Britse tijd (17de eeuw) op Jamaica

Oliver Cromwell was de alleenheerser van Groot-Brittannië en gaf het bevel om Jamaica te veroveren.

Eigenlijk was het voornemen van de Engelsen om Hispaniola, het huidige Haïti en de Dominicaanse Republiek, te veroveren op de Spanjaarden. Hispaniola was één van de belangrijkste Spaanse Caribische koloniën. Deze operatie is de boeken ingegaan als plan ‘West Design’. Het doel was om de Spaanse hegemonie in West-Indië te breken. Aanjager van dit plan was de landvoogd van Engeland, Oliver Cromwell. Cromwell was feitelijk de alleenheerser van Groot-Brittannië. Ondanks het feit dat de Britten een gigantische, goedbewapende vloot en heel veel manschappen inzetten, werden ze toch door de Spanjaarden verslagen op Hispaniola.

Engelse verovering

De Engelse schepen en manschappen die de slag overleefden, zetten vervolgens koers naar Jamaica. Op Jamaica was de Spaanse weerstand veel lager waardoor het eiland uiteindelijk op 10 mei 1655 in Engelse handen kwam. Jamaica was toentertijd slechts een Spaanse handelspost. Hoe verliep de strijd? De Engelsen gingen met achtendertig schepen voor anker voor de Jamaicaanse kust en zetten vervolgens ruim achtduizend manschappen aan wal in de buurt van Caguaya en veroverden direct het fort. Heden ten dage is dit fort voor liefhebbers nog steeds te bezoeken, het Passage Fort. Vanaf dit fort zetten de Engelsen koers naar Villa de la Vega waar ze op heel weinig weerstand stuitten. De Engelsen gaven de Spanjaarden de gelegenheid om zich over te geven.

Uiteindelijk vluchtten de Spanjaarden via het noorden van Jamaica naar Cuba, waarbij ze hun wapentuig achterlieten voor de slaven met de opdracht een guerrillaoorlog tegen de Engelsen te ontketenen. De gevluchte Spanjaarden gingen op Cuba en andere Spaanse koloniën versterkingen halen. 3 jaar later in 1658 probeerden de Spanjaarden Jamaica weer terug te veroveren op de Engelsen in de buurt van Ocho Rios aan de noordkust. Daar werd een fort gebouwd onder leiding van Cristóbal Arnaldo de Ysasi.

Uiteraard kregen de Engelsen, onder leiding van de Britse commandant Edward d’Oyley, hier lucht van. D’Oyley stelde Ysasi voor om niet te gaan vechten én beloofde in dat geval een vrije aftocht naar Cuba. Ysasi stemde daar niet mee in. Het gevolg was dat de Britten meer dan driehonderd Spanjaarden de dood injoegen, bovendien kwam het Spaanse wapentuig in Britse handen terecht.

Britse kolonisatie

Robert Venables, opperbevelhebber van de Britse strijdkrachten, was in 1655 de eerste Britse gouverneur die naar Jamaica werd gestuurd. 6 jaar later in 1661 werd Edward d’Oyley als ‘eerste echte’ gouverneur op het eiland geïnstalleerd. Veel Britten werden gestimuleerd en geënthousiasmeerd om naar Jamaica te verkassen, hetgeen uiteindelijk ook massaal plaatsvond. Handelaren en boeren trokken in grote getale naar Jamaica om daar succesvolle plantages te runnen. Op het eiland verrezen grote suikerriet-, koffie-, en tabaksplantages. Met name met suikerriet werden bakken met geld verdiend. Jamaica groeide uit tot de grootste suikerrietproducent ter wereld in de 18de eeuw. Naast de landbouw werd er ook veel veeteelt op het eiland bedreven.

Jamaicaanse piraten

Door het Verdrag van Madrid in 1670 werd Jamaica officieel een kolonie van Engeland. Op het eiland bleef het echter onrustig. Er waren vanaf Jamaica namelijk veel piraten, kapers (kaapvaart) en boekaniers actief. Het aan de zuidkust van Jamaica liggende Port Royal werd zelfs de ‘piratenhoofdstad’ van de regio. Voor beroemde piraten als Jack Rackham (Calico Jack), Edward Teach (Blauwbaard) en Henry Morgan was het hun thuisbasis. Het werd uiteindelijk in de geschiedenis de meest ‘verdorven plek ter wereld’ genoemd. Port Royal was een plek waar de geroofde spullen werden verhandeld, het was ook plaats waar de schepen konden worden hersteld en het was de plek waar de piraten een losbandig leven konden leiden.

Hoe kon dat zo gebeuren? Jamaica was toch onder controle van het Britse gezag? Uiteraard vonden de Britten het niet prettig dat piraten neerstreken in Port Royal en vervolgens het Port Royal Fort inpikten dat zij daar gebouwd hadden. Maar zij vonden in de piraten wel bondgenoten in hun oorlog tegen vijandelijke naties (Fransen en Hollanders). Dus in eerste instantie werden zij gedoogd. De Britten gaven aan de piraten zogenaamde kaperbrieven, waarmee zij officieel geautoriseerd waren om de schepen van landen waarmee de Engelen in oorlog waren, aan te vallen.

Port Royal werd echter op 7 juni 1692 zelf ook overvallen. Niet door rivaliserende piraten, maar door een zware aardbeving. Het leeuwendeel van de stad verdween binnen 2 minuten onder water. Port Royal werd nimmer herbouwd, men besloot om aan de overzijde van de baai een nieuwe stad te gaan bouwen, Kingston. Het gedoogbeleid van de Britten jegens de piraten op hun Jamaicaanse grondgebied, stopte na de Vrede van Utrecht in 1713. Vanaf dat moment gaven de Britten geen kapersbrieven meer uit.

De kapers gingen nu voor zichzelf op roverstocht, maar moesten daarbij niet in handen van de Britten vallen. Het lukten de Britten echter om Jack Rackham op te pakken in Negril Bay. Negril Bay was een plek waar Rackham zich vaak ophield. De Britten hadden weinig medelijden met Rackham. Hij werd gedood en vervolgens zo plat als een dubbeltje geperst. Het platgeperste lichaam werd vervolgens, als schrikbeeld voor andere piraten, voor de kust van het voormalige Port Royal op een eilandje opgehangen.

Gedurende de 18de eeuw was Port Royal (wat er nog van over was) het belangrijkste steunpunt voor de Engelse vloot in de Caribische archipel. Nu geen piraten meer, maar belangrijke admiralen. Beroemde namen uit die tijd waren Edward Vernon en Lord Horatio. Horatio verbleef er tussen 1777 en 1779. De Royal Nany hield tot 1838 Port Royal in stand. Vanaf het moment dat de slavernij werd afgeschaft, werd Port Royal opgeheven. De opgeknapte gebouwen en overblijfselen die nu nog in Port Royal zijn te bekijken, dateren uit de bovengenoemde tijd. Twee gebouwen zijn interessant om te bekijken; Fort George met het Maritime Museum en het Old Naval Hospital met het Historical Archaeological Museum.

Henry Morgan

De meest succesvolle kaapvaarder op Jamaica was Henry Morgan. In Bristol werd hij aan een kapitein verkocht toen hij nog maar een kind was. Op Barbados werd hij vervolgens voor een paar muntstukken doorverkocht. Morgan was een wrede en meedogenloze man. Hij was niet te beroerd om de vingers van iemands hand af te slaan, als daar een ring van goud omheen zat. Gedurende zijn ‘carrière’ plunderde hij oneindig veel galjoenen en andere schepen. Aanvankelijk opereerde hij vanaf Hispaniola. Later verhuisde hij naar Jamaica, waar zijn reputatie een enorme boost kreeg. Met name de expedities die hij ondernam tegen de Spaanse steden Panama (Panama), Porto Bello (Panama) en Puerto Principe (Cuba) zijn legendarisch te noemen.

De overwinning van de stad Panama werd op Jamaica hoog gewaardeerd. De Britse koning besloot zelfs om Morgan tot ridder te slaan. In de herfst van zijn leven was hij plaatsvervangend gouverneur van Jamaica. Na een wild leven dat gedomineerd werd door veel drankgebruik, blies Morgan in 1688 zijn laatste adem uit. Hij werd begraven op een begraafplaats op Port Royal. Deze begraafplaats verdween door de aardbeving van 1692 volledig in de oceaan. Heden ten dage is er wel weer een begraafplaats op Port Royal; Old Naval Cemetery. Op deze begraafplaats liggen 19de eeuwse soldaten en zeelieden begraven die op Port Royal gelegerd waren. Op Port Royal is een historische scheepswerf uit de 18de eeuw te bekijken.

Edward Teach

Edward Teach was een andere beruchte piraat die als bijnaam ‘Blauwbaard’ had. Teach was een gigantische man met dito baard. Als hij in de aanval ging, had hij immer brandende lucifers in zijn baard gestoken.

Jack Rackham

Jack Rackham was ook een gevreesde piraat met eigenaardige eigenschappen. Zo was hij erg gecharmeerd van katoenen ondergoed, hetgeen hem de bijnaam ‘Calico Jack’ opleverde. Samen met twee vrouwelijke piraten, die zich als mannen verkleedden, was hij vaak te vinden in Negril Bay. De twee vrouwelijke piraten heetten Mary Read en Anne Bonney.